zondag, februari 26, 2006
Voor mijn vriendin en moeder van ons kind
Wat in mijn verbeelding is gekomen, heeft in werkelijkheid bestaan. Wij moesten een beetje op elkaar lijken om elkaar te kunnen verstaan, maar wij waren verschillend. Zo werden wij vrienden voor het leven, zoekend naar elk zijn weg op het pad van onze dromen. Wat nu in werkelijkheid niet meer is, zal als verbeelding verder leven. Zwijgzaam stil en zonder klagen wilde jij je ziekte dragen. Je vocht met al je levenskracht voor elke nieuwe dag en nacht. Zo ben je langzaam moegestreden en uit ons midden weggegleden. Door de tranen van dit uur sluipt de glimlach der herinneringen samen met jou, die stem, die ogen en dat hart op de juiste plaats. Waar je de zon deed schijnen, zo zullen wij je altijd in ons hartje dragen als de zon die je liet ontwaken in ons prille bestaan. Zeg nooit het is voorbij, slechts je lichaam werd ons ontnomen, niet wat je was en ook niet wat je zei. Wij vullen ons hoofd met blijde gedachten, in de rotsvaste overtuiging van een eeuwig leven na de dood. Daarom zijn wij de ziel in de mens zelf en is ons lichaam slechts onze schaduw. Laten wij dit leren hoe kostbaar het is, een kwetsbaar mens te zijn. In de oudste lagen van mijn ziel zit mijn hoogste waarheid verscholen. Daar alleen kan ik woorden ontmoeten, die mij brengen naar het oude vergeten geheim. De ziel begrijpt wat het verstand niet kan bevatten, ze verlangt ernaar je terug te brengen naar God ( je thuis ). Want je ziel begrijpt dat God en jij één zijn. Jouw leven was een rusteloos verdriet, begeren en ontberen anders niet. Maar diep in het dal beneden ligt ongerept de tuin van Eden,wij nemen je spelend bij de hand op weg naar het beloofde land. Wij kunnen ons niet van u bevrijden, er bloeit niets anders in ons hart dan jij. De oude weelden zijn voorbij, maar niets kan ons meer van u scheiden. Onze liefde is eeuwig, ook in de andere wereld en is eindeloos nabij.
Wij zeggen u geen vaarwel maar tot weerziens voorbij deze wereld.
Wat in mijn verbeelding is gekomen, heeft in werkelijkheid bestaan. Wij moesten een beetje op elkaar lijken om elkaar te kunnen verstaan, maar wij waren verschillend. Zo werden wij vrienden voor het leven, zoekend naar elk zijn weg op het pad van onze dromen. Wat nu in werkelijkheid niet meer is, zal als verbeelding verder leven. Zwijgzaam stil en zonder klagen wilde jij je ziekte dragen. Je vocht met al je levenskracht voor elke nieuwe dag en nacht. Zo ben je langzaam moegestreden en uit ons midden weggegleden. Door de tranen van dit uur sluipt de glimlach der herinneringen samen met jou, die stem, die ogen en dat hart op de juiste plaats. Waar je de zon deed schijnen, zo zullen wij je altijd in ons hartje dragen als de zon die je liet ontwaken in ons prille bestaan. Zeg nooit het is voorbij, slechts je lichaam werd ons ontnomen, niet wat je was en ook niet wat je zei. Wij vullen ons hoofd met blijde gedachten, in de rotsvaste overtuiging van een eeuwig leven na de dood. Daarom zijn wij de ziel in de mens zelf en is ons lichaam slechts onze schaduw. Laten wij dit leren hoe kostbaar het is, een kwetsbaar mens te zijn. In de oudste lagen van mijn ziel zit mijn hoogste waarheid verscholen. Daar alleen kan ik woorden ontmoeten, die mij brengen naar het oude vergeten geheim. De ziel begrijpt wat het verstand niet kan bevatten, ze verlangt ernaar je terug te brengen naar God ( je thuis ). Want je ziel begrijpt dat God en jij één zijn. Jouw leven was een rusteloos verdriet, begeren en ontberen anders niet. Maar diep in het dal beneden ligt ongerept de tuin van Eden,wij nemen je spelend bij de hand op weg naar het beloofde land. Wij kunnen ons niet van u bevrijden, er bloeit niets anders in ons hart dan jij. De oude weelden zijn voorbij, maar niets kan ons meer van u scheiden. Onze liefde is eeuwig, ook in de andere wereld en is eindeloos nabij.
Wij zeggen u geen vaarwel maar tot weerziens voorbij deze wereld.